En Hij spreekt in de ontzonkene verborgenheid des geestes: ‘Ziet, de Bruidegom komt, gaat uit Hem te gemoet.’
Deze woorden willen wij nu ontbinden en verklaren met een bovenwezenlijk schouwen, dat een grond is van alle heiligheid en van al het leven, dat men leven kan. Tot dit goddelijk schouwen kunnen weinig menschen komen om de onbekwaamheid van hen zelf, en de verborgenheid van het licht, waar in men schouwt. En hierom zal dezen zin niemand eigenlijk grondig verstaan door middel van eenige leering of scherpzinnig inzicht van zich zelven; want alle woorden en al wat men naar de wijze van het schepsel kan leeren en verstaan, is daar aan vreemd, en staat verre beneden de waarheid, die ik meen. Maar die vereenigd is met God, en verlicht in deze waarheid, hij kan de waarheid door haar zelve verstaan. Want God begrijpen en verstaan boven alle gelijkenis, zoo als Hij is in zich zelven, dat is God zijn met God, zonder middel of iets anders, dat hindernis of middel kan zijn. En hiermee begeer ik van ieder mensch, die dat niet verstaat en gevoelt in de genietende eenheid zijns geestes, dat hij hier geen ergernis neemt en het laat zijn wat het is, want wat ik spreken wil, dat is waar, en Christus, de eeuwige waarheid, heeft het zelf uitgesproken in zijn leer op menige plaats, wanneer wij het maar wel uitdrukken en te voorschijn konden brengen. En hierom moet hij, die dit verstaan zal, zijn afgestorven aan zich zelf en in God leven; en keeren zijn aanschijn tot het eeuwig licht in den grond van zijn geest, waar zich de verborgene waarheid zonder middel openbaart. Want de hemelsche Vader wil, dat wij ziende zijn, want Hij is een Vader des lichts; en hierom spreekt Hij eeuwig zonder middel en zonder ophouden in de verborgenheid van onzen geest een eenig grondeloos woord en niet meer. En in dit woord zegt Hij zich zelf en alle dingen. En dit woord luidt niet anders dan: Ziet. En dit