Hoofdstuk LXIV
Van de gave der sterkte
EN hierom is het, dat indien de mensch tot God wil naderen en verhoogen zijn oefening en zijn leven, hij moet gaan van de werken tot het waarom, en van de teekenen tot de waarheid. Zoo wordt hij de meester zijner werken en de kenner der waarheid, en komt hij in een inwendig leven. En God geeft hem de vierde gave, dat is de geest der sterkte; zoo kan hij overwinnen lief en leed, gewin en verlies, hoop en zorgen over aardsche dingen en allerhand tusschending en menigvuldigheid. En aldus wordt de mensch vrij en ontbonden van alle creaturen. Wanneer de mensch zonder voorstellingen is, zoo is hij meester over zich zelf, en wordt licht zonder arbeid, eenig en innig, en keert zich vrijelijk zonder hinder tot God met innige devotie, met hooge begeerte, met dank en met lof en met eenvuldige meening. Zoo smaken hem alle zijne werken en al zijn leven inwendig en uitwendig; want hij staat voor den troon der heilige Drievuldigheid, en dikwijls ontvangt hij van God inwendigen troost en zoetheid. Want hij, die aan zulk een tafel dient met dank en met lof en met innigen eerbied, die drinkt dikwijls van den wijn, en proeft van de overblijfsels en van de brokken, die van 's Heeren tafel vallen: en altoos heeft hij inwendigen vrede door middel zijner meeningen enkelvoudigheid. Is het dat hij voor God wil blijven vast staan in dank en in lof en in opgeheven meening, zoo wordt de geest der sterkte in hem tweevoudig; zoo ontzinkt hij niet aan zich zel-