Hoofdstuk LXII
Hoe wij God moeten ontmoeten in al onze werken
NU verstaat, hoe wij in elk werk God moeten ontmoeten, en toenemen in meerdere gelijkendheid, en het edelere bezitten van de genietende eenheid. Ieder goed werk, hoe klein dat ook is, dat met minne en met oprechte eenvoudige meeninge wordt gedragen tot God, verdient meerdere gelijkendheid en eeuwig leven in God. De eenvoudige meening trekt de verspreide krachten te zamen tot eenheid des geestes, en voegt den geest in God. De eenvuldige meening is einde en begin en sieraad van alle deugden. De eenvuldige meening offert aan God lof en eer en alle deugden; en zij leidt en doorgaat zich zelve en alle hemelen en alle dingen, en zij vindt God in den enkelvoudigen grond van haar zelve. Die meening is eenvuldig, welke niets meent dan God, en alle dingen te ordenen naar God. De eenvuldige meening verdrijft geveinsdheid en dubbelzinnigheid; en de mensch moet ze houden en beoefenen in al zijn werken boven alle dingen; want zij houdt den mensch in Gods tegenwoordigheid klaar van verstand, sterk in deugden en vrij van vreemde vreeze, beiden hier en op den dag des oordeels. De eenvuldige meening, dat is het simpele oog, waar Christus van spreekt, dat geheel het lichaam, dat wil zeggen alle des menschen werken en al zijn leven, lichtend houdt en puur van zonden. De eenvuldige meening, dat is des geestes inwendig verlichte minnelijke neiging: zij is het fondement van alle geestelijkheid; zij houdt in zich besloten geloof, hoop en liefde; want zij ver-