Hoofdstuk LXI
Over het bezoek van God en van onzen geest in eenheid en in gelijkendheid
NU beziet God de woning en de rust, die Hij met ons en in ons gemaakt heeft, dat is de eenheid en de gelijkendheid. En die eenheid wil Hij bezoeken, zonder tusschenpoozen met de nieuwe komst zijner hooge geboorte en met de rijke vloeiing zijner grondelooze minne, want Hij wil in weelde wonen in de minnende geesten. En de gelijkendheid van onzen geest wil Hij bezoeken met rijke gaven, opdat wij gelijkender en verlichter worden in de deugden. Nu wil Christus, dat wij in de wezenlijke eenheid van onzen geest wonen en verblijven, rijk met Hem boven alle werk der schepselen en boven alle deugden; en dat wij werkend in dezelfde eenheid verblijven, rijk en vervuld met deugden en met hemelsche gaven. En Hij wil, dat wij de eenheid en de gelijkendheid opzoeken zonder tusschenpooze met ieder werk, dat wij doen, want in elk nieuw nu wordt God in ons geboren; en uit die hooge geboorte vloeit de heilige Geest met al zijne gaven. Nu moeten wij de gaven Gods ontmoeten met gelijkendheid en de hooge geboorte in de eenheid.