Hoofdstuk LVII
Van de wezenlijke ontmoeting Gods zonder middel in de naakte natuur
NU verstaat en merkt met ernst. De eenheid van onzen geest heeft twee manieren, dat is wezenlijk en werkelijk. Gij moet weten dat de geest naar zijn wezenlijk bestaan de komst van Christus ontvangt in de naakte natuur zonder middel en zonder tusschenpooze. Want het wezen en het leven, dat wij in God zijn, in ons eeuwig beeld, en dat wij in onszelf hebben naar het wezenlijk zijn, dat is zonder middel en ongescheiden. En hierom ontvangt de geest naar zijn innigste, hoogste deel in de naakte natuur den indruk van zijn eeuwig beeld en van de goddelijke klaarheid zonder tusschenpooze, en hij is een eeuwige woning Gods, die God door eeuwige inwoning heeft bezet, en die Hij altijd bezoekt met nieuwe komst en met nieuw doorlichten door de nieuwe klaarheid zijner eeuwige geboorte. Want waar Hij komt, daar is Hij, en waar Hij is, daar komt Hij. En waar Hij nooit was, daar komt Hij nimmermeer, want in Hem is toeval, noch veranderlijkheid. En al dat, waar Hij in is, dat is in Hem, want Hij komt niet buiten zich zelven. En hierom bezit de geest wezenlijk God in de naakte natuur en God den geest; want hij leeft in God en God in hem. En hij is in staat, naar zijn hoogste deel, de klaarheid Gods te ontvangen zonder middel en al wat God kan bieden. En door de klaarheid van zijn eeuwig beeld, dat wezenlijk en persoonlijk in hem licht, ontzinkt de geest aan zich zelf, naar het hoogste deel zijns levens