en ook naar diens godheid. Want wij zijn geschapen naar het beeld en naar de gelijkenis Gods, en hij zal zijne verklaarde oogen opheffen in verstandige waarheid met verlichte rede en merken en doorzien naar de wijs van het schepsel de hooge natuur Gods en de grondelooze eigenschappen, die in God zijn: want tot eene grondelooze natuur behooren grondelooze deugden en werken.
De hooge natuur der Godheid wordt gemerkt en er wordt doorzien hoe zij is: simpelheid en eenvuldigheid, ontoegankelijke hoogheid en afgrondige diepheid, onbegrijpelijke breedte en eeuwige langheid, en duistere stilte, en een wilde woestijn, aller heiligen rust in eenheid, in gemeenschappelijk genieten Zijns zelfs en aller heiligen in eeuwigheid. Nog zou men kunnen merken menig wonder in de grondelooze zee der Godheid, al is het, dat wij zinnelijke vergelijkingen maken om de grofheid der zinnen aan wie wij het van buiten toonen, dat wordt toch in waarheid van binnen gemerkt en ingezien als een grondeloos goed zonder wijze; maar als men het van buiten moet toonen, zoo geeft men vergelijkingen en wijzen op menige manier, naar gelang verklaard is de rede van den mensch, die het toont en voortbrengt.
Deze verklaarde mensch zal ook merken en inzien de eigenschap des Vaders in de Godheid, hoe Hij is de almachtige kracht en mogendheid, schepper, beweger, behouder, begin en einde, aller creaturen oorzaak en beginsel: dit toont de rivier der genaden aan de verlichte rede in klaarten. Zij toont ook de eigenschap van het eeuwige Woord, de afgrondige wijsheid en waarheid, het levende toonbeeld van alle creaturen, den eeuwigen regel zonder veranderlijkheid, een aanstaren en doorschouwen van alle dingen zonder omhulsel, een doorschijnen en een verklaren van alle heiligen in den hemel en op aarde naar waardigheid. Want nu deze rivier der klaarte menige