Hoofdstuk XXVI
Van een tweede exempel
NOG wil ik u waarschuwen omtrent een ding, waarvan groote schade kan komen. Somwijlen valt in dezen heeten tijd de honigdauw eener valsche zoetigheid, die de vrucht besmet of geheel en al bederft, en hij valt gaarne in het midden van den dag, in den helderen zonneschijn met groote droppels, en hij is moeielijk te onderscheiden van regen. Zoo kunnen sommige menschen van hunne uiterlijke zintuigen worden beroofd door een zeker licht, dat van den vijand komt, en in dat licht wordt men omgaan en omvangen; en somtijds worden hier getoond menigerlei beelden, leugens en waarheid; en men wordt toegesproken op menige wijs, en dit wordt gezien en ontvangen met groot genoegen. En hier vallen somwijlen honigdroppels van valsche zoetigheid, waar de mensch behagen in vindt. Wie hier aan veel hechten, aan hen wordt veel gegeven. Zoo wordt de mensch lichtelijk besmet, want indien hij valsche dingen voor waarheid wil houden, omdat ze hem zijn getoond en toegesproken, vervalt hij in dwaling, en de vrucht der deugd gaat verloren. Maar zij, die de wegen zijn opgegaan welke hier te voren zijn getoond, al worden zij van zulk een geest en zulk een licht bekoord, zij zouden het wel onderscheiden, en het zou hun niet kunnen schaden.