minne, dat is een innerlijke ongedurigheid, die noode naar rede wil luisteren of die volgen, tenzij men verkrijge hetgeen men mint. Innerlijke geestelijke gloed eet des menschen hart en drinkt zijn bloed. Hier is de gevoelige hitte het grootst in het menschelijk leven, en 's menschen lichamelijke natuur wordt heimelijk gekwetst en verteerd zonder arbeid van buiten, en de vrucht der deugd rijpt met grooteren spoed dan in de andere wijzen, waarvan te voren is gesproken.
In dezen zelfden tijd van het jaar komt de stoffelijke zon geloopen in den Leo, dat is in den Leeuw, die heeft een fellen aard, want hij is de heer van alle dieren. Zoo ook wanneer de mensch komt in dezen toestand. Dan staat Christus, de klare zon in den Leeuw, want de stralen van zijn hitte zijn zoo heet, dat in den gloeienden mensch zijn hartebloed verkookt. En deze gloeiende wijze, wanneer zij de bovenhand krijgt, overmeestert en verkracht alle wijzen, want zij wil zijn zonder wijze, dat is zonder manier. Somwijlen vervalt de gloeiende mensch in een verlangen en in een ongedurige begeerte ontbonden te worden van den kerker zijns lichaams, opdat hij vereenigd worde met Hem dien hij mint. Dan slaat hij zijn innerlijke oogen op en schouwt de hemelsche zaal vol gloriën en vreugden, en zijn lief daarin gekroond, uitvloeiende in zijne heiligen in rijke weelde, terwijl hij ze moet derven. Hier komen somwijlen in zulke menschen uitwendige tranen en een groot verlangen op. Hij ziet naar beneden en merkt de ballingschap, waar hij in is gekerkerd en dat hij die niet ontgaan kan. Dan vloeien er tranen van droefheden en van jammer. Deze natuurlijke tranen verzadigen en koelen des menschen gemoed, en zij zijn nuttig voor de lichamelijke natuur, om kracht en macht te behouden en deze gloeiende wijze te doorstaan. Geheel de menigvuldige oplettendheid en de oefeningen in deze wijze zijn nuttig voor den gloeienden mensch om kracht te behouden en lang in deugden te leven.