Hoofdstuk XIX
Van geestelijke dronkenschap
UIT deze weelde komt geestelijke dronkenschap voort. Geestelijke dronkenschap ontstaat, wanneer de mensch meer voelbare lust en geneugten ontvangt, dan zijn hart of zijn smaak begeeren of bevatten kan. Geestelijke dronkenschap brengt in den mensch vreemde dingen te voorschijn. Zij doet de een zingen en God loven in volheid van vreugden, en anderen doet ze groote tranen weenen uit welgedaanheid des harten. Bij den eene doet ze ongedurigheid in alle zijne leden ontstaan, zoodat hij moet loopen, springen, trappelen. Den andere dwingt deze dronkenschap zoo zeer, dat hij met de handen gebaren moet maken en klappen. De eene roept met luide stem en toont de volheid, die hij gevoelt van binnen; de andere moet zwijgen en smelten van weelde in alle zijne zinnen. Somwijlen dunkt het hem, dat de geheele wereld gevoelt, wat hij gevoelt; en dan weer dunkt het hem, dat niemand smaakt, wat hem is gebeurd. Dikwijls dunkt het hem, dat hij deze volheid nimmer meer kan en zal verliezen, somtijds verwondert het hem, dat alle menschen niet goddelijk worden. Somtijds dunkt het hem, dat God hem alleen alles is, en voor niemand zoo zeer als voor hem. Somwijlen verwondert hij zich over dat, wat die volheid is of waar zij vandaan komt of wat hem gebeurd is. Dit is het weldadigste leven naar het lichamelijk gevoel, dat eenig mensch mag verkrijgen op aarde. Somwijlen wordt de volheid zoo groot, dat het den mensch dunkt, dat zijn hart zal scheuren.