Hoofdstuk XVIII
Van de zuivere geneugten des harten en de gevoelige krachten
UIT deze zoetheid komt wellust des harten en van alle lichamelijke krachten voort, zoódat het den mensch dunkt, dat hij omhelsd is van binnen, goddelijk omvangen in liefde. Deze wellust en deze troost is grooter en genoeglijker in de ziel en in het lichaam dan alle wellust, die de aarde kan geven, al mocht ook een mensch ze in hare geheelheid ontvangen. In dezen wellust zinkt hem God in het hart door middel van zijne gaven met zooveel smakelijken troost en vreugden, dat het hart van binnen overvloeit. Dit doet den mensch inzien hoe ellendig zij zijn, die buiten de liefde wonen. Deze wellust is een vervlieten des harten, zoodat de mensch zich niet kan houden van volheid der innerlijke vreugden.