Hoofdstuk XIV
Van tweëerlei wee, spruitende voort uit innerlijken dank
UIT den innerlijken dank en lof komt voort tweeërlei wee des harten, en pijn in de begeerten. Het eerste wee is, dat men te kort schiet in dank, in lof, in eer, in Gods dienst. Het tweede is, dat men naar gelang men begeert niet toeneemt in liefde, in deugden, in trouw, in volmaakte zeden, opdat men waardig worde God te danken en te loven en te dienen, zooals het behoort. Dit is het tweede wee. Dit zijn beiden wortel en vrucht, begin en einde van alle innerlijke deugd.
Innerlijke smart en wee over te kort komen in deugden en in Gods lof, dat is het hoogste werk op dezen eersten trap van innerlijke oefening, en hiermede wordt deze tot volmaaktheid gebracht.