Hoofdstuk V
Van een drievoudige komst Onzes Heeren in den innerlijken mensch
AL zijn de oogen klaar en het gezicht fijn, en ontbreekt het aanminnige en aangename voorwerp, het klare zien verheugt niet en is weinig bevorderlijk. En daarom toont Christus aan de verlichte en verstandige oogen, wat zij zien moeten, dat is de inwendige komst van Christus, den Bruidegom.
Drie manieren van bizondere komst van God vindt men in de menschen, die zich devotelijk oefenen in het innerlijk leven. En iedere komst van deze drie verheft den mensch tot een hooger zijn en een innerlijke oefening.
De eerste komst van Christus in innerlijke oefeningen drijft en jaagt den mensch gevoelig van binnen, en zij trekt den mensch met alle krachten omhoog naar den hemel, en eischt dat hij eenheid hebbe met God. Dit drijven en dit trekken gevoelt men in het hart, en in de vereeniging aller lichamelijke krachten, en in het bizonder in de begeerende kracht. Want deze komst roert en werkt in het laagste deel des menschen, want dit moet geheel en al gezuiverd, gesierd, ontvonkt en naar binnen getrokken worden. Dit drijven Gods van binnen, het geeft, het neemt, het maakt rijk en arm, weelderig en gebrekkig; het doet hopen en wanhopen; het geeft hitte en koude. De gaven en de werken, die hier worden gezien in hun tegenstellingen, zijn onzegbaar in iederen tongval.
Deze komst met haar oefeningen wordt verdeeld in