leven des harten, en hieruit vloeien alle lichamelijke werken, en de vijf zinnen, en hieruit heet de ziel: ziel; want zij is de vorm van het leven, en zij bezielt het lichaam, dat is dat zij het levend maakt, en levend behoudt. Deze drie eenheden zijn in den mensch van nature uit, als een leven en een rijk. In de laagste is men gevoelig en dierlijk, in de middelste is men redelijk en geestelijk; in de bovenste wordt men behouden naar het wezen. En dat is natuurlijk in alle menschen.
Nu worden deze drie eenheden als een rijk en een eeuwige woning bovennatuurlijk gesierd en bezeten met zedelijke deugden in de liefde, en in het werkend leven. En het wordt nog beter gesierd, en eervoller bezeten door inwendige oefeningen van het geestelijke leven. Maar het eervolst, en het zaligst wordt het gesierd door een bovennatuurlijk beschouwend leven.
De laagste eenheid, die lichamelijk is, is gesierd en bezeten op bovennatuurlijke wijze door uitwendige oefeningen, en volkomene manieren, naar de wijze van Christus en zijne heiligen, door het kruis te dragen met Christus, en de natuur te drukken onder de geboden der heilige Kerk en onder de leer der heiligen, naar de kracht der natuur, en het onderscheidende inzicht.
De tweede eenheid, die in den geest is, en geheel en al geestelijk, die wordt gesierd en bovennatuurlijk bezeten door de drie goddelijke deugden Geloof, Hoop en Liefde, en door de invloeiing der genade en der gaven Gods, en door den goeden wil tot alle deugden, en het verlangen na te volgen het voorbeeld van Christus en der heilige christenheid.
De derde eenheid en de hoogste, die is boven ons verstandelijk begrip, en toch wezenlijk in ons, die wordt bovennatuurlijk door ons bezeten, wanneer wij in al onze werken van deugd Gods lof en zijne eer op het oog hebben, en in Hem rusten boven ons streven, en boven ons zelven, en boven alle dingen. Dit