naar lichaam. Het bovenste van den boom spreekt van de godheid, van de drievuldigheid der personen en van de eenheid der nature Gods. Op die eenheid zal zich de mensch houden op den hoogsten top van den boom, want daar moet Jesus voorbijgaan met alle zijne gaven.
Hier komt Jesus en ziet den mensch, en spreekt hem aan in het licht des geloofs zeggende, dat hij naar zijne godheid ongemeten is, en onbegrijpelijk, en ontoegankelijk, en diep als de afgrond, en te boven gaat alle geschapen licht, en alle gemeten begrip. Dit is de hoogste kennis Gods, welke de mensch kan hebben in het werkende leven, dat hij namelijk komt te weten in het licht des geloofs, dat God onbegrijpelijk is en onkennelijk. In dit licht spreekt Christus tot de verlangens der menschen: ‘Kom haastig naar beneden, want ik moet heden wonen in uw huis.’ Dat haastige komen naar beneden, dat God hem toeroept, is niets anders dan een neerdalen met begeerten en liefde in den afgrond der godheid, dat geen verstand in het geschapene licht kan bereiken. Maar waar het verstaan buiten blijft, daar gaan het verlangen en de liefde naar binnen. Waar de ziel aldus zich nijgt met liefde en zoeken naar God boven haar begrip, daar rust zij en woont zij in God, en God in haar. Waar de ziel met begeerte opklimt boven de veelvuldigheid der creaturen, en boven het werk der zinnen, en boven het licht der nature, daar ontmoet zij Christus in het licht des geloofs, en zij wordt verlicht, en zij erkent, dat God onkenbaar en onbegrijpelijk is. Waar zij met hare verlangens tot dien onbegrijpelijken God zich nijgt, daar ontmoet zij Christus, en wordt vervuld met zijn gaven. Waar zij bemint en rust boven alle gaven, en boven haar zelve, en boven alle creaturen, daar woont zij in God, en God in haar.
Dit is de wijze waarop wij Christus zullen ontmoeten in het hoogste van het werkende leven. Hebt gij