mogen, verklaard door het licht der goddelijke genade. Zij zullen wonen naast den koning in een paleis, dat heet de verstandelijke kracht der ziel. En zij zullen gekleed zijn en versierd met een zedelijke deugd, die heet gematigdheid, opdat de koning altoos met overleg doe en late alle dingen. Door wetenschap zal men de conscientie zuiveren van alle gebreken, en sieren met alle deugden; en met het onderscheidingsvermogen zal men geven en nemen, doen en laten, zwijgen en spreken, vasten en eten, hooren en antwoorden, en ieder ding doen naar kennis en naar onderscheid, gekleed met eene zedelijke deugd, die heet ingehoudenheid of gematigdheid.
Die koning, de vrije wil, zal ook zetten in zijn rijk een rechter, dat zal zijn de gerechtigheid, dat is een goddelijke deugd, wanneer zij uit liefde komt. En zij is eene der hoogste zedelijke deugden. Die rechter zal wonen in het gemoed, in het midden van het rijk, in de toornige kracht. En hij zal gesierd zijn met een zedelijke deugd, die heet vroedheid, want gerechtigheid kan niet volmaakt zijn zonder vroedheid. Deze rechter, de gerechtigheid, zal het rijk doorvaren met de kracht en de macht des konings, en met de wijsheid van zijne raadgevers en zijner eigene vroedheid, en hij zal zetten en ontzetten, doemen en veroordeelen, dooden en laten leven, verminken, blind en ziende maken, opheffen en neerdrukken, en alle dingen naar recht beschikken, geeselen en kastijden en vernietigen alle ondeugd.
Het gewone volk van dit koninkrijk, het zijn alle die krachten der ziele, die zullen gegrond zijn in ootmoed en in de vreeze des Heeren, onderworpen aan God in alle deugden, ieder zoo als het behoort. Wie het rijk zijner ziel aldus bezit, en bewaart, en geordend heeft, die is uitgegaan met liefde en met deugden tot God, en tot zich zelven, en tot zijnen medechristen. Dit is het derde punt van de vier voornaamsten.