het ook zij, wanneer zijn geweten hem met wroeging getuigt, dat het onkuischheid is, en tegen dat gebod en de eer en den wil Gods.
Door deze drie wijzen van zuiverheid wordt overwonnen en verdreven de zevende doodzonde, dat is onkuischheid. Dat is een genietend zich afwenden des geestes van God naar iets, dat geschapen is, en een onkuisch werk des lichaams buiten verlof der heilige Kerk, en een lichamelijk wonen des harten, en smaak hebben of lust in eenig schepsel, welk ding het ook zij. Ik meen niet de snelle beweging van den wensch of van den lust, waar tegen niemand zich weren kan.
Nu moet gij weten, dat puurheid des geestes, den mensch houdt in gelijkendheid met God, onbekommerd om de schepsels, tot God geneigd en met Hem vereenigd.
Zuiverheid des lichaams vergelijkt men met de witheid der lelie, en met de puurheid der engelen. In den weerstand vergelijkt men haar met de roodheid der rozen, en met de edelheid der martelaren. Indien men de zuiverheid bewaart tot liefde en eere Gods, dan is het volmaakt. En zoo vergelijkt men haar met de zonnebloem, want zij is een der hoogste sieraden van de natuur.
Zuiverheid des harten doet vernieuwen en toenemen de gratie Gods. In zuiverheid des harten worden ingegeven, en beoefend, en behouden alle deugden. Zij behoedt en bewaart de zinnen van buiten, zij bedwingt en bindt den dierlijken lust van binnen; en zij is een sieraad van al het inwendige. En zij is een slot des harten voor aardsche dingen, en voor alle bedriegelijkheid, en een opening voor hemelsche dingen, en voor alle waarheid. En hierom spreekt Christus: ‘Zalig zijn zij, die rein zijn van harte, want zij zullen God zien,’ in welk zien bestaat onze eeuwige vreugde, en al ons loon, en de ingang onzer zaligheid. Hierom moet de mensch sober zijn en maat houden in alle