Het sieraad der geestelijke bruiloft
(1917)–Jan van Ruusbroec– Auteursrecht onbekend
[pagina 30]
| |
Hoofdstuk XII
| |
[pagina 31]
| |
ieder; in zijn omgang, in kleeding, in nederigen dienst, ootmoedig van gelaat, zonder geveinsdheid en zonder gemaaktheid. En hij is ootmoedig in zijn oefeningen, uitwendig en inwendig voor God en voor alle menschen, zoodat niemand door hem wordt geërgerd. En aldus overwint en verdrijft hij de hoovaardij, die oorzaak is en begin van alle zonden. Door middel van de ootmoedigheid worden verscheurd de strikken des vijands, der zonden en der wereld. En de mensch wordt geordend in zich zelven en gezet in den eigenen staat der deugden. En hem wordt de hemel geopend, en God is geneigd zijn gebed te verhooren en hij wordt vervuld met genaden. En Christus, de vaste steen, is zijn fondament: wie daarop deugden sticht in ootmoed, die kan niet dwalen. |
|