Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] [Gij waart vertrouwd mij van mijn prilste jaren] Gij waart vertrouwd mij van mijn prilste jaren, Nog eer ik met beproefden blik verstond De schoone weelde van uw rijken grond En zwellend veld, - een veld van groene baren - Met achter 't franjespel der korenaren Uw blauwe verten, wazig, wijd-bezond, En roodgedaakt, naar alle zijde in 't rond, Uw dorpen schuilend onder ooft en blaren. Gij wordt mij aldoor liever, dag aan dag, En altijd meer, naar 'k langer u ontbeerde, Nog méér naar 'k almaar mooier streken zag; Want gij zijt mijn! En al mijn zwerven leerde Mij niets zoo schoon, dan dat 'k, uw dichter, zelf Mijn schoonheid enkel uit uw schoonheid delf. Vorige Volgende