Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] [Wanneer ik door 't priëel van blad en twijgen] Wanneer ik door 't priëel van blad en twijgen, Dat wild geboomte voor mijn wonig bouwt, De verte zie, door zonnemist geblauwd, Waarachter witte wolken rustig stijgen, Verbaast mij de eigen rust en 't wondre zwijgen Mijns harten, dat toch eens zoo wild en stout Jaagde en van rust niet wist, maar trotsch en boud Een halve wereld wilde tot zijn eigen. Nu gaan mijn oogen zwevend over 't land, Waar dorp aan dorp schuilt met geheven daken, En 't Maaslint zilvert tusschen bloemgen rand: Der hanen kraaien viert hun vroeg ontwaken... Van alles wat 'k verlangde in lang verleen, Bleef mij de vreugd over mijn land alleen. Vorige Volgende