Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] [Zoolang ik leef, zal ik de pracht bestaren] Zoolang ik leef, zal ik de pracht bestaren Van dit mijn koninklijk verkozen land. Dit heeft mijn strevend hart na rustloos varen In 't eind geheimvol lachend overmand. Kan 'k ook mij zelf dit wonder niet verklaren, - Wat nood? Ik weet, en doe 't mij zelf gestand: Hier kwamen storm en strooming tot bedaren; Hier meer 'k de kielen, tot de vaart verzandt. Door 't rijpe veld in zonneneevlen blauwend, Windt de rivier bedacht haar zilvren straat, Wijl rondom, naar elkander overschouwend, De heuvels rijzen met omwuifd gelaat. En 't welig groen der diepte, bosch en stroom, Verlucht de luister van mijn vreedgen droom. Vorige Volgende