Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] [Ik min u, Herfst, met meer bezonken gloed] Ik min u, Herfst, met meer bezonken gloed En zwaarder hartstocht, dan uw broeder Zomer. De Zomer biedt zijn lust den wuften droomer; U draag 'k veel meer van 't innerst zelf te moet. Gij, Herfst, al naar uw dagen traag en loomer Voortstromplen door den bleekren dag, vergoedt In dieper peinzen en verklaarden moed Des Zomers vroolijkheen. Gij maakt ons vromer. En voor uw stilte vouwen wij de handen, En voor uw zwijgen worden wij heel stil. En met een blik op 't kalm gelaat der landen Begeven we ons in uw gerijpten wil, En kussen in uw pracht van paars en rood De purpren lippen van den Trooster Dood. Vorige Volgende