Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] [Het avondrood zwijmt over 't park en bleekt] Het avondrood zwijmt over 't park en bleekt In ijle tinten van de lucht opaal. De popeldreef wier kam hoog opwaart steekt, Siddert om 't sterven van den laatsten straal. In zwijgen, diep van schoonera weemoed, breekt De dag. Het blonde licht vloeide uit de schaal Van dalen en struweel; en langzaam weekt Het duister los en vult de looverzaal. En na 't kortstondig licht van dag en zon Is weer de nacht, de luisterlooze stilt', De werklijkheid die alle pracht verwon. Maar breekt de klaart opnieuw te morgen mild In stralen uit, dan blijkt toch dageraad Het wezen, waar de schijn voor ondergaat. Vorige Volgende