Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] [Heil, heilig koren dat de wereld voedt] Heil, heilig koren dat de wereld voedt, Gewijde vrucht van onverdroten vlijt, Geboren in zoo groote eenvoudigheid, Dat geen de volheid uwer pracht vermoedt, Zooals ge in 't wilde voorjaar schuw gedijt En trotst de vlagen van Maarts overmoed, Tot gij de zon verwinnend vaart te moet In triomfante macht en majesteit, Voor 't mild gestraal van Zomers warm gelaat, Geliefkoosd door den suizelenden wind, Verheerlijkt in geluid van rijm en maat, Door koningen en kunstenaars bemind... Hoe groeit mijn trots wanneer ge aan 't bloeien slaat: Gij maakt mij blij gelijk een zingend kind. Vorige Volgende