Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] [Nu schuift het woud de groene loofgordijnen] Nu schuift het woud de groene loofgordijnen Voor 't heerlijk huis van zijn ontbloeiden lust. De Lente koos zijn groenen haard tot rust En laat de zon niet lang haar droom beschijnen Omhoog mag zonnegloed de lucht verreinen; Doch hier werd alle vuur tot bloem gebluscht. En wijl de stilte 't wonder openkust, Is weer noch wind genood tot hun festijnen. Doch ver klinkt 's avonds, als de nevel klom, Een stem die juichend van hun liefde tuigt, Hoog-heerlijk eenzaam over 't veld rondom: De nachtegaal in 't hart des wouds verborgen, - Dat ster aan ster zich van den hemel buigt En roerloos hangt te luistren tot den morgen. Vorige Volgende