Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] [Daar houdt de Maas den blanken arm gebogen] Daar houdt de Maas den blanken arm gebogen In 't oevergroen, beneveld en bedauwd. De meeuwen, van de verre zee gevlogen, Scheren er sneeuwwit onder 't zonnegoud. Wijd schrijdt de grijze brug met zeven bogen In 't water, dat haar beeld er spieglend schouwt. Van de oevers wuiven franjig, windbewogen, Koren dat gloeit, en groen dat vér vergrauwt. Daar beurt mijn steê haar tal van schoone spitsen En scherpe daken om den donkren dom: Getogen zwaarden, die in 't zonlicht flitsen... Sta vast en wacht mij, tot mijn uur weer kom', En 'k zal u, schoon gelijk gij waart, hervinden, U lievend, als ik eenmaal u beminde. Vorige Volgende