Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] [Wij gaan vereend naar 't land van louter prachten] Wij gaan vereend naar 't land van louter prachten Waarnaar verlangen dag aan dag mij wenkt. Wij gaan naar 't bloeiend land van mijn gedachten Dat de verbeelding met nieuw leven drenkt. De schoone werklijkheid die 't zielesmachten Als onbereikbaar schoone droom gedenkt: Het paradijs waarvoor mijn hart de schachten Van schat en roem en rijker leven schenkt. Wij zullen zalig hand in hand er waren En dwalen buiten tijd en daagsche plicht, Alleen op ongedroomde schoonheid staren En 't zonlicht dragen op ons blij gezicht. En ieder uur zal, of wij goden waren, Voltonig zijn als een volmaakt gedicht. Vorige Volgende