Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] [Gij blijft, waar alles in den nacht verzinkt] Gij blijft, waar alles in den nacht verzinkt: Gij zijt gedurig in dit wankle, brooze, Gij boven aarde en tijd de Tijdelooze, Wiens glorie aldoor klaar en klaarder blinkt. Wie heeft U niet voor 't leven uitverkozen, Wanneer Uw stem maar door zijn stilte klinkt, - Wie van Uw liefde ook maar een druppel drinkt, Zoo honingzoet en met een geur van rozen? Lijdende Minnaar die naar liefde dorst En met wie weenen weent, en met wie lijden Uw leed vereent, - verworpen Vredevorst, - Eerst toen ik gansch verlaten stond en schreide, Vond ik Uw kruis en zonk ik aan Uw borst, Schoon Gij zoo lang naar mij Uw armen breidde. Vorige Volgende