Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] [Gij hebt mijn leven in zijn roos geraakt] Gij hebt mijn leven in zijn roos geraakt, Uw rille pijl diep in mijn hart gedreven: Aan troost of blijdschap is mij niets gebleven; Gij hebt een eenzaam man van mij gemaakt. Uit louter schoonheid was mijn droom geweven: Ik ben tot wreede werklijkheid ontwaakt, En 'k tree de wereld weenend in, en naakt.. Hoe deerlijk ook ontdaan, tóch moet ik leven! Alles is dood voor 't droeve hart dat schreit. Waar 'k al mijn oogen hef, mijn leege handen, Omvaêm ik niet dan mist en eenzaamheid. Zoo komt mijn afgepijnde geest belanden In de armen ter ontferming uitgebreid, Die van den morgen reeds mijn kim bespanden. Vorige Volgende