Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] [Ach, sedert stilte nu gekomen is] Ach, sedert stilte nu gekomen is En avonddoom na feest van luider uren, Nu 't dauwen met zijn adem waterfrisch De smeulende asch verkoelt der vreugdevuren, Huivert nachtzwijgen als geheimenis, Waar rosse ruiten strak vereenzaamd turen. Maar hóeveel stemmen ook de stilte mis', De zang der bronnen blijft den nacht door duren. Zij zingen van de zon die ze bescheen En van den nieuwen morgen dien ze beiden, Van dageraads herboren lieflijkheên... En door de stilte, sinds mijn oogen schreiden, Hoor 'k onverpoosd, en klaarder dan voorheen, De bronnen stroomen van Gods medelijden. Vorige Volgende