Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] Inkeer [pagina 39] [p. 39] [De wereld is zoo leeg al waar ik schouw] De wereld is zoo leeg al waar ik schouw: Geen thuis meer, niets; noch stroogedaakte hut, Noch groene tuin, nóch koele waterput, Die 'k ‘mijn’ heet, ginds, in mijn geboortegouw. Geen liefde die ten nacht mijn peluw schudt: En schoon een vriend mij bleef, waarop ik bouw, Is vriendenwoord niet broos als élke trouw, Hoe vast zijn sterkte ook nú mijn leven stut? Ach, niemand bood mij nog waarom ik ween, Die zelf zoo gul was, dat ik langs den weg Mijn zingend hart te grabbel gooide elkeen. Dwingt Gij mij dus, dat 'k alles mij ontzeg, En breekt Gij 't ál geweldig om mij heen, Dat 'k enkel aan Uw hart mijn lijden leg? Vorige Volgende