Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] [Het broos geluk van liefde, zoo kortstondig] Het broos geluk van liefde, zoo kortstondig Als koninklijk, dat 'k aan uw hart genoot, Zal 'k onaflaatbaar blij voorts, en volmondig, Verheerlijken voor 't aanschijn van den Dood. Is 't loven van verleden vreugd dan zondig, - Niet veeleer plicht van dank, wel diep en groot? Duld dan den zang waarin 'k uw roem verkondig. Als uw zonsondergangs rijk avondrood. Gij moogt al 't wislend leven toebehooren Onder den wind van de' algeweldgen Tijd: Hoe vér mijn hart, zijt gij mij niet verloren, Daar 'k van 't verleden leef, slechts dát belijd... En, o! door 't want van mijn erinring hooren Mijn dagen de' adem gaan der eeuwigheid. Vorige Volgende