Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] [Nu zal ik tijden lang als blindgeslagen] Nu zal ik tijden lang als blindgeslagen Door duisternis van onvertroosten droom, Dit leven slepen als een schuwen stroom, Door niet het minst verlangen voortgedragen. Want alles, wat ik ooit in verder dagen Nog weer begeeren kan, ligt aan den zoom Van deez geluk'gen tijd, in dauw en droom, Wijd achter me als een land van louter sagen. Blondlokkig aanschijn, dat zoo minzaam lacht, Mij sinds niet loslaat met uw wondre macht En zóó betoovrend, dat 'k mij vreemd verbaasde, Nu ben ik voorts de schim van wat ik was, Eén als waarvan 'k - nog knaap - de gesten las Een balling op deze aard, een arm verdwaasde. Vorige Volgende