Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] [Denk niet dat gij mijn warme lippen vreemd] Denk niet dat gij mijn warme lippen vreemd, En ver mijn oogen, die vergeefs u zoeken, Waar 'k eenzaam achterbleef met pen en boeken, Geheel geweken zijt en weggezweemd. Er blijft toch, waar ik staar op leegte en leemt', In koperglans en kleur van oude doeken En 't schemerlicht der warme kamerhoeken, Iets teers van heugenis, dat niets mij neemt. 't Is droom van u, die zacht de wieken beurt Tot vredige huive over 't vereenzaamd hart, Dat moedig, in herinnering doorgeurd En moeizaak zwijgen, waakt en hoopvol mart, En proeft in 't bit're der afwezigheid, Hoe zoet uw bijzijn koestert en verblijdt. Vorige Volgende