Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] [Het vuur is in den haard een roode mijn] Het vuur is in den haard een roode mijn, Met goud dooraêrd, waar blauwe vlammen beven. De lamp verteerdert met behangen schijn De stille dingen van het daagsche leven. De schemering is rondom weggedreven; Voor 't donkre buiten schut het strak gordijn. Hoe moest hier alles vroom en vredig zijn, Als in een sfeer van aandacht stil geheven.... Wie ú ontbeert, lijdt overal gemis. Onrustig woelt de brand van mijn gedachten: Mijn hart is louter angst en duisternis. En alles om mij in deez' leege nachten, De dingen, waarin vreugd noch droefheid is, Deelen met mij 't verdriet van eenzaam wachten. Vorige Volgende