Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] [O Tijd die leeft van altijd weer verderven] O Tijd die leeft van altijd weer verderven En delgt tot zelfs de erinring van 't genoegen, Is heilig voor u 't heiligst dat wij droegen? Ons korte leven is een eindloos sterven. Zal 't wrekend ijzer uwer vraatge ploegen Ook door mijn blooiend heil uw voren kerven, En doemt gij mij, zoo rijk, tot eender derven Als de allen die vergeefs uw meelij vroegen? Neen, mijn geluk gaat niet met mij te gronde. Ik heb mijn lied gelegd in 't hart van velen; 't Zal klinken in nog ongeboren monden. Dra zult gij mij tot stilte zelf bevelen, - Maar Doods doem treft den geest des kunstnaars niet En leven zal 'k in de echo van mijn lied. Vorige Volgende