Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] [Ga toch niet heen. De wereld ìs zoo wijd] Ga toch niet heen. De wereld ìs zoo wijd. De dagen gloeien van zoo vreemd begeeren. Gij mocht den maatgang van ons heil verleeren, De stilte van uw trouwe hart ten spijt. Gij mocht uw lust tot nieuwe droomen keeren. Ons heil, wel hoog voor ijverzucht en nijd, Beloert reeds lang de vredelooze Tijd; Zoo nú de storm zich reedt, die rust te deren? Zult gij mij eenzaam laten met dien angst, Bij 't wilder woelen dezer spookgedachten, Waarvoor mijn hart ijst als de strakke maan? Maar dit is ook van liefde, teerst en langst Gewiegd in godlijke eeuwigheidsgedachten, Het eind: verwelken en verdroefd vergaan. Vorige Volgende