Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] [Gij zijt de herfst van mijn gerijpt gemoed] Gij zijt de herfst van mijn gerijpt gemoed, De gouden bruiloft al mijner gedachten. Wat ik verlangde in lang en hevig smachten, Werd mij vervulling in uw overvloed. Nauw kent het woud, dat al zijn groen verdoet Aan goud, zich weer in 't kleed der najaarsprachten, Brandend en niet verteerd in de ijlen gloed, Extatisch bij 't bereiken van 't betrachten. Gij zijt mijn gouden rijpte en ná u zal Er niets meer zijn dan winter en ellende, - Regen-doorstriemde, weeë bladerval. Gij die mijn aanvang waart, gij zijt mijn ende, Mijn bloeiend heil in 't brandend avondrood: Want na u is er niets meer dan de Dood. Vorige Volgende