Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] [Laat mij van u geen stonde zijn verstoken] Laat mij van u geen stonde zijn verstoken, Geen oogenblik ontluisterd van uw licht. Gij hebt het woord des wonders uitgesproken Waarvoor mijn nacht en nevel is gezwicht. Uw morgen is mijn duister ingebroken, En voor de klare zon van uw gezicht Heb 'k, als een plant wier bloesem hing gebroken, Mijn hart ten nieuwen zomer opgericht. Klaarlichte dag van onbekend geluk, Zomer van liefde als nimmer mij gerijpt, Schoonheid van droom die 'k voor mijn voeten pluk, Wonder van weelde waar mijn hand in grijpt: Ik proef u met mijn onbevangen zinnen En ducht in u slechts droomen te beminnen. Vorige Volgende