Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] [Gelijk de maan steeds wentelt om en om] Gelijk de maan steeds wentelt om en om Van sikkel tot voltogen ring, en weer Van ring tot sikkel, drijvend in een meer Van klaarte langs der nachten koelen dom, Steeds anders naar heur tal van dagen klom, En steeds gelijk, aan 't hoofd van 't sterrenheer, Verluchtend met haar schemer, veeren-teer, De randen van verijlden wolkendrom, Zoo trekt gij langs de luchten van mijn zang, In pracht van immer wisselende beelden, Verheerlijkt in uw eigen stralend licht. Wordt elke dag niet schoon als ik verlang? En ieder oogenblik is nieuwe weelde, Zich zelf vergoddelijkend tot gedicht. Vorige Volgende