Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] [Mijn ziel bevlagd met zangen zonder end] Mijn ziel bevlagd met zangen zonder end, Mijn droom bezeild met wimpelende staggen... Ik ben herboren sedert ik u zag en Ik zegevier als de eeuwig jonge Lent. Nu weet ik, sinds uw oogen naar mij lachen: Ik heb mij zelf tot dus ver niet gekend; Met u heb ik ten Leven mij gewend, En voor uw opgang al mijn schepen vlaggen. Ben ik zoo stralend uit uw pracht gerezen, Of bid ik in uw schoon mij zelven aan? Waart ge allen vóór mij reeds zoo uitgelezen, Of kleed ik u zoo rijk in droom en waan? Wat nood! Laat ons gelukge Goden wezen En aan elkanders kussen ondergaan. Vorige Volgende