Sonnetten(1921)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] [Ik ben alleen. De nacht is hol en klam] Ik ben alleen. De nacht is hol en klam. Ach, wie verblijdt uw lieve aanwezigheid Thans met haar kuisch ontbloeide, blanke vlam, Die nacht tot dag, en leed tot lust herleidt? Ik torstte vóór uw glans mij óverkwam, Mijn eenzaamheid zoo trouw en dienstbereid. Nauw ken 'k u sinds, of zie: mijn harte schreit Zoodra 'k een stond uw stem niet meer vernam. Waar gij nu wandelt, bloeien boom aan boom De dreven blank; de nachtegaal wordt luid; En manezilver huivert door den nacht. En waar uw aanschijn door de stilte lacht, Ontwaakt muziek in Pans granieten fluit En de oude God vergeet zijn eeuwgen droom. Vorige Volgende