Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 259] [p. 259] Boek IV. Vrede. [pagina 261] [p. 261] I. In donker huis zit 'k droomend te verlangen Naar 't verre boschgeruisch, naar dennenlucht; En woudmuziek herinnert zeegerucht; En 't zeegedenken wekt weer heimweezangen Naar 't heil dier stonde zoo vol rein genucht Dat 'k álle schoon met éen blik mocht omvangen: Het blauwe oneind'ge, zonnelicht-behangen, En kinderoogen, klaar als zomerlucht... Op 't zwevend rijzen mijner weemoedsdroomen Wiegt over zeegeruisch en zonneschijn Mijn ziel naar de overzij van 's levens stroomen; Dáár keert in eeuwge vreugde menschenpijn; Dáár vind ik alles weer, mij hier ontnomen In onvergankelijk gelukkig-zijn! Vorige Volgende