Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 253] [p. 253] VII. Klimveil en varen vormden dichtgetrest Op hooge rots een huis van groene rust Met glans van inn'ge teederheid gekust Door 't uitgelaaide droomend-roode west, Waar 't bloedigbrandend zonnehart gebluscht In purpre neevlen zonk en stierf.... Ten lest Daalde ook de zang van 't stemmenrijk orkest Der luidklare uren - 't werd al nà gesust... De zonne aanschouwde u met haar bloedge lonken Die bloosden op uw marmerbleek gezicht En vielen voor uw voet als vuurge vonken, Terwijl 'k u in die glorie hoog-gericht Roerloos aanstaarde in stil gepeins verzonken, Die met een glimlach groette 't stervend licht. Vorige Volgende