Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 251] [p. 251] V. De maan hing als een gouden offerschaal In 't blauwe heiligdom der zomernacht, Waar 't eindgezang van 't gouden lichtkoraal Des feestelijken zonnedags nog zacht Te droomen lag.... Een stoere, stomme wacht Van dennen stond - gepantserd in zwart staal - Aan de overzij des strooms in 't blauw, de pracht Bepeinzend van 't mystieke maangestraal. De menschen zaten voor hun huis op straat, Verheugd na heeten dag om 't avondkoelen, En stoorden stilte en rust met druk gepraat, Maar niet ons innig stil gelukkig-voelen, Als hand in hand we aanstaarden 't maangelaat, Zagen den stroom haar goud te voet ons spoelen. Vorige Volgende