Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] IV. De witte maanlicht-stilte waakt in 't woud, Dat hoort den nachtegaal in 't droomen tjuiken, Die weggedonsd in sluimerende struiken Den meinacht luid-op serenade houdt. De maan klom boven 't hoog geboomte uit En lacht haar trouwen zanger dankbaar tegen, En aldoor rijker stroomt haar liefdezegen En stijgt de jubel van 't verliefd gefluit. En heel de nacht is één dag van gezang, Van blanke liefde en lichten minne-luister... En luistrend sta 'k verscholen, stil in 't duister, En weet heel niets, dan dat 'k naar u verlang. Vorige Volgende