Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] Meinacht-Symphonie. [pagina 237] [p. 237] I. De dauw wolkt geurig op van bloemenweiden, En wierookwit - in donzige avondstilt'. Een frissche koelte omwuift mij levensblijde, Schoon bloem noch blad aan 't dof geboomte trilt. In 't westen wordt het gouden zongedenken, Rooddroomend, teer in geelbleek licht vervaagd Voor 't jong opstralend zilvren weeldewenken Der nachtzon die stil-traag en statig daagt. En langs de velden, die in 't doomen wijken, Verwaasd, in onbewuste rust vergaan, En langs de wit-bemiste weiden strijken De kuische droomen van de blonde maan. Vorige Volgende