Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 234] [p. 234] XII. Ik ben opeens weer, willoos, zelf niet wetend, De lang verlaten lanen doorgegaan, Het leven goed, en 't sterven beter heetend En treuren waanzin, en mijn smart al waan. Nog méer dan u, wilde ik mij-zelf vergetend Nu verder wenschloos, zonder lach of traan, Aan niets ter wereld voorts meer vastgeketend, Naar 't einde trachten van mijn dor bestaan. Maar alles spreekt van u mij, waar ik ga En 'k zie u, hoore uw stem.... gij lacht: ik zie Uw oogen, waar ik wandel, de oogen neigend; Ik raak opnieuw verstrikt in droomenwâ, Bedwelmd, omtooverd van uw poëzie En voel weer 't weenen wellen, stil en zwijgend. Vorige Volgende