Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 230] [p. 230] VIII. Van maagdenblijheid blinkt de hemel blauw; Een droomen zweeft in blonddoorzonde lucht Van meiheil en violengeur - een zucht Naar beter land, van lenteweelde lauw. - Pas lag in morgenmist nog de aarde grauw En koud, als een gestorv'ne - of plots een vlucht Van Englen had met vroolijk feestgerucht De Lent gebracht uit 's hemels lichtlandouw. Wel waaiden wieken door den ochtendstond, Maar rouw bracht mij de schaar die stille kwam En met een hymne in 't dagen klaar verzwond. Haar wiek versloeg de lichtste levensvlam Haar kus verbleekte de' allerzoetsten mond En schoonster liefde lent zij medenam. Vorige Volgende