Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 229] [p. 229] VII. Zoo neemt Gij immer 't beste van ons heen Wat licht ons is en blijde zonneschijn. Kan 't schoon dan nimmer hier bestendig zijn, Moet sterven steeds ons bloeiend heil vertreên? Heer, let niet op mijn menschelijk geween: Dit oog doordringt zoo zwak Uws wezens schijn En 't hart dat kreunt in eindelooze pijn Voelt niet Uw wijdingsglorie om zich heen. - Neem elk ‘waarom’ mij uit mijn ziel, en schrei Ik, Heer, vergeef dan 't zwakke menschenkind Dat nimmer nog van lijden heeft geweten. Gij hebt me Uw zegen met een maat gemeten Tè gul, grootmoed'ge God.... En nù hervind 'k Mijzelf niet meer en kreun om medelij. - Vorige Volgende