Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 225] [p. 225] III. Stil schreed hij door ons midden, maar geen zag Hem, wijl hij tot u schreed, die even stil - Hem bij u wetend - zonder een'gen wil Daar met een glimlach kalm en wachtend lag. Maar toen hij zoo u schouwde, liep een ril Zelfs hem langs 't lijf, wijl hij zoo klaren dag Moest dooven; maar uw blik bemoedigde; ach, De nacht schaduwde 't licht uit, donker, kil... En wijl ze u henen droegen, bleek, schoon Lief, Met zacht-gezongen melodieën, vlood Hij, 't aanzicht dekkend, als een donkre dief Den zwarten nacht door, in vertwijfling groot, En waar hij wild de hand ten hemel hief, Weende mild meêlij over de' armen Dood. Vorige Volgende